Kerst
Liturgische brief vierde advent4e Advent kerkdienst 2020
Liturgische brief voor 4e Advent Maar voor jullie die ontzag voor mijn naam hebben, zal de zon stralend opgaan, de zon die gerechtigheid brengt en genezing in haar vleugels draagt. Maleachi 3:20
We steken de vierde kaars aan. Wees stil en laat de woorden van de profeet Maleachi tot je doordringen.
De nacht is haast ten einde, de morgen niet meer ver. Bezing nu met verblijden de heldere morgenster.
De eerste regels van lied 445, een typisch Adventslied. Geschreven door Jochen Klepper tijdens de donkere jaren van het nazi-regime in Duitsland. De duisternis, de angst krijgen plaats in dit lied. Je voelt hoe Jochen en zijn gezin (hij was getrouwd met een Joodse vrouw) lijden onder de nood en de vervolging. Zozeer dat hij met vrouw en dochter geen andere uitweg ziet dan het leven vrijwillig te verlaten in plaats van zich te melden voor transport naar Auschwitz. Maar wanneer je dit lied helemaal leest, ontdek je dat dat niet het enige is. De duisternis lijkt oppermachtig. Lijkt het zelfs te winnen van het licht. Waar is God? Diep verborgen in een wereld die gehuld is in donkerheid. En ook al is het alsof alles tegen is, dan is daar een ster. De nacht zal niet voor eeuwig heersen. God is de God van genade en zijn licht breekt zelfs door de zwartste nacht. De morgen zal weer aanbreken, stralend. De morgenster vertelt dat het niet lang meer duurt voor de morgen aanbreekt. In deze Adventstijd denken we dan aan het komend Kerstfeest. En tegelijk kijken we verder, voorbij het hier en nu, voorbij de moeite de nood, de zorg, de pijn en het verdriet. Met verlangen richten we ons op de nieuwe morgen. Stralend zal de zon die gerechtigheid brengt opgaan om voor eeuwig te schijnen. Gebed om een nieuw begin Midden een veld vol sterren: laat mijn oog ontdekken Midden een wereld vol muziek: Midden een wereld vol drukte En is mijn nacht vol duisternis,
Jezus zegt: ‘Ik ben de blinkende Morgenster’
|
||
|